Een zanger moet trachten de pijn te verzachten.
Zo gaat een liedje van de Belgische zanger Guido Belcanto. In het studentenhuis heb ik het veel gezongen, onder de douche. Tot vervelens toe. Pijn verzachtte ik er niet mee. Integendeel.
Na het zoveelste verzoek om niet meer te zingen, was ik er ook maar mee gestopt.
Nou ja, ik zong nog wel eens. Als ik alleen thuis was.
Of anders heel, heel zachtjes.
Maar nu zing ik weer hardop. Uit volle borst.
Dankzij het Lombokkertje.
En afgaande op zijn lach, lijkt hij het nog te waarderen ook.
Dus zing ik als ik hem moet troosten. Aan het lachen moet maken.
Of voor het slapen gaan. Dan probeer ik mee te zingen met een cd met kinderliedjes.
Meer dan proberen is het niet.
Blijkbaar heb ik zelf als kind niet goed opgelet, want ik ken van de liedjes alleen de eerste twee regels. Daarna houdt het op.
Nou ja, daarna begint de pret.
Want ik maak er mooie eigen creaties van.
Eenmaal buiten laat ik me al helemaal niet meer leiden door een of ander kinderliedje.
Zodra de kleine in de wandelwagen ligt, zing ik alleen maar eigen liedjes. Met het Lombokkertje in de hoofdrol. Die de bomen ziet. De zonnestralen. Of die even getroost moet worden.
Of die een straatbewoner ontmoet. Een winkel binnengaat.
Of op weg is naar het postkantoor.
Of weet ik wat allemaal.
De melodie is altijd verschillend. Soms traag als in een smartlap. Soms snel als mijn pas. Net wat in me opkomt.
Zo snel als het in me opkomt, zo snel vergeet ik het vaak ook weer. Ik weet nu al niet meer wat ik gisteren heb gezongen.
En ik kan het ook niemand vragen.
Want meestal is het heel rustig in de straten van Lombok. En kom ik niemand tegen. Dat kan natuurlijk aan mijn gezang liggen. Maar dat denk ik niet. Er heerst gewoon rust hier. En daarmee is Lombok de ideale wijk voor een zangwandeling. Ofwel een zwangeling.
Natuurlijk zal ik een keer iemand op straat tegenkomen die mijn gezang hoort. En wie weet, vindt hij het niet mooi. Al kan ik me niet voorstellen dat hij er iets van zegt. Vooral niet als hij naar ons kijkt: een trotse vader met zijn mooie zoon.
Die wel blij wordt van het gezang van zijn pa.
En dat zal komend jaar nog meer het geval zijn. Vooral als de kleine allerlei pijntjes heeft.
De tandjes die doorkomen.
Het vallen na de eerste pasjes.
En dan ook nog de prikjes van het consultatiebureau.
Als het Lombokkertje even huilend in de wandelwagen ligt, denk ik vast weer aan wat Guido Belcanto zong.
Want ook een zwangelaar moet trachten de pijn te verzachten.
Dit is het laatste hoofdstuk uit het boek ‘Groeten uit Lombok!’. Wil je dit boek bestellen?