Dit is het jaar van mijn fiets. Nou ja, ik had die fiets eind vorig jaar al gekocht. Maar toen reed ik er niet op. Ik was bang dat
hij gejat zou worden. Zo’n dure, mooie, nieuwe fiets. Maar ja, dan had ik net zo goed geen fiets kunnen kopen. En wie jat er nou een oranje fiets. Met de naam en het logo van mijn bedrijf. Dan val je als dief wel erg op. Dus besloot ik begin van dit jaar toch maar te rijden op mijn prachtige oranje fiets.
Mijn pof, zoals ik deze ook wel liefkozend noemde. In het begin.
In de eerste weken maakte ik best wel aardige ritten. En toen merkte al wat een beest die fiets was. Hij moest even op gang komen. Maar had ik eenmaal tempo gemaakt, dan was ik niet meer te stoppen.
Je had me moeten zien toen ik naar het Stadskantoor fietste om de kleine meid op te geven als Utrechtertje. Ik ging echt kei hard. Alsof het niet alleen de laatste dag was dat ik haar boetevrij kon aangeven, maar ook de laatste minuut. Dat andere mensen in het verkeer alleen een streep zagen, gaat wat ver. Maar racen deed ik.
Al fiets ik altijd wel lekker door. Als ik naar het Louis Hartlooper Complex ga bijvoorbeeld. Of naar Rijnsweerd. Lekkere afstanden zijn dat met deze pof.
In Lombok heb ik er echter niets aan.
Het leek me zo leuk, om in mijn eigen wijk te fietsen met een oranje fiets. Meteen kwamen de jaren in Eindhoven naar boven, toen ik correspondent was van mijn wijk Tongelre. Met mijn fiets raasde ik van het ene gouden echtpaar naar de andere kleiduivenkampioen. En hup, gauw naar de plaatselijke buurtsuperman, om daarna door te fietsen naar de snelwandelcoach. En daar kwam ik dan aan op mijn bestemming. Bezweet. Omdat het allemaal zo dichtbij was, vertrok ik steeds te laat. En moest ik hard fietsen om nog redelijk op tijd te komen. Maar dat lukte meestal wel, met die lange straten. Daarop kon ik mooi tempo maken.
Had ik daar maar zo’n pof gehad.
Dan had ik helemaal hard kunnen fietsen. Bovendien was ik daar zeker opgevallen, met zo’n fiets.
Hier in Lombok zegt niemand iets van mijn oranje tweewieler. Dat kan twee oorzaken hebben. Hier zijn ze wel wat gewend aan moois. En dan valt zo’n fiets al gauw in het niet. Een andere oorzaak is dat ik hier eigenlijk niet zo vaak fiets. Voordat ik hier snelheid kan maken, is er al wel een bocht. Of een verkeerslicht. Of iets om voor te stoppen. En te bewonderen. En wat te denken van de Kanaalstraat. Met zo’n groot oranje geval is het lastig manoeuvreren tussen de dubbel geparkeerde auto’s. En als ik in deze straat dan ergens stop, kan ik mijn fiets niet kwijt. Dankzij de zwarte krat voorop. Heel handig hoor, als je met grote spullen buiten de wijk moet zijn. Maar niet in Lombok. Door die krat krijg ik mijn fiets nergens geparkeerd. Of ik moet hem midden op de stoep zetten. Maar dan is hij al snel niet prachtig meer. En is het oranje al gauw besmeurd.
En ik wel wil dat het een pof blijft. Al is hij dat alleen in de schuur. Of buiten de wijk.
Voor Lombok is de fiets nogal onpraktisch.
En is hij dus meer een poof.
Mijn poof.
Mijn prachtige onpraktische oranje fiets.
—
‘Poof voor Lombok’ staat in het boek ‘Liefs uit Lombok!’. Wilt u dit boek bestellen?