Nog nooit ben ik zo vaak voor opa uitgemaakt als vorig jaar. Op zich zegt dit niet zo veel. Vóór 2014 werd ik nog nooit voor een opa aangezien, dus dan is één keer al vaker. Maar vorig jaar was het maar liefst twee keer. En dat vind ik toch wel een beetje apart. Loop ik een beetje een trotse, jonge vader te wezen, word ik ineens gezien als een grootvader. Ik weet het, ik ben niet de jongste pappa ooit. Maar zo oud zie ik er toch ook weer niet uit. Ik bedoel, zie je bij mij een grijze haar? Echt niet. Rimpels? Nee hoor, mijn huid is lekker strak getrokken. Behalve dan onder mijn ogen. Daar zie je wel wat rimpels. Ofwel wallen. Van de onderbroken nachten. Maar ach, die heb ik er graag voor over, als blije vader van de twee Lombokkertjes.
En nee, dus niet als blije opa.
Ach, het zal wel zelfreflectie zijn van de twee dames die het afgelopen jaar dachten dat ik een opa was. Ze voelden zich zelf oud. Of waren oud en hadden zo graag mijn leeftijd gehad. Of zo. Ik weet niet wat hen bezielde. Eerst die mevrouw bij de speeltuin op het Bankaplein. Een oma met haar kleinkind. Ja, ze was echt een oma, en niet een mamma die ik voor een oma aanzag. Dat merkte ik aan de krullen en de rimpels die niet door slechte nachten kwamen. En aan haar gespreksstof: ze had het over haar kleindochter, op wie ze elke vrijdag paste. En toen kwam haar vraag: of ik ook elke vrijdag op mijn kleinkinderen paste.
Pardon?
Nadat ik haar gezegd had dat ik de vader was, moest ze flink blozen. Ze zag natuurlijk onmiddellijk dat ze een ontzettende grote blunder had gemaakt.
Een paar maanden later werd bij Gezondheidscentrum Lombok een vrouw heel rood nadat ze me zomaar opa had genoemd. Ik was met het oudste Lombokkertje aan het wachten, toen zij me pardoes wilde complimenteren. Dat ik zo’n leuke kleinzoon had.
Wat?
Ook zij zag dat ze fout was, mompelde sorry, en verliet het Gezondheidscentrum meteen, zonder ook maar een assistent te hebben gesproken. Ik riep nog na dat het zo erg niet was.
Tevergeefs. Maar goed, het was ook niet helemaal eerlijk dat ik dat zei.
Ik vond het wel erg.
Ben ik net pappa, word ik al gezien als iemand van de volgende generatie. Kom nou zeg, mag ik nog even genieten van deze fase. Van mijn opadagen geniet ik wel over een jaar of 30.
Of als Puk er weer is.
Begin december was Puk er ineens. En hij bleef meteen slapen.
Of zij.
Ik weet eigenlijk niet of Puk een jongetje of meisje is. Zijn (of haar) uiterlijk geeft geen uitsluitsel. De kleren ook niet. En ook niet de pyjama. Maar wat maakt het uit. Zo lang het oudste Lombokkertje maar blij is met deze pop. En dat was hij, die hele week dat Puk bij ons was. Vanaf de woensdag dat het Peuterpark de pop had meegegeven tot de dinsdag dat de pop weer terug ging, waren de twee onafscheidelijk. Puk ging overal mee naartoe. Naar de slaapkamer. Naar de eettafel. Naar Sinterklaas die op bezoek was bij de kinderopvang. Naar de eendjes. Naar de supermarkt. En dus ook naar Kopi Susu.
En daar zaten we dan met zijn viertjes. Ik aan de cappuccino, de twee Lombokkertjes aan een sapje en Puk aan een glaasje water. Dat het oudste Lombokkertje netjes voor hem had neergezet. Waarna hij Puk vroeg of het lekker was. Op een toontje waarmee hij Puk de hele tijd al had aangesproken. Een toontje dat je wel eens hoort bij ouders die hun kind aanspreken.
Iets te nadrukkelijk. Iets te zorgelijk.
Alsof hij Puk wat aan het leren was.
Alsof Puk zijn kindje was.
En ik dus de opa van het stel.
Toen ik me dat realiseerde, ging ik meteen een beetje rechtop zitten. En voelde ik me extra verantwoordelijk. En wijzer. Zoals opa’s schijnen te zijn.
Ik stelde me meteen voor hoe het over 30 jaar zou zijn. Ik zag het al voor me, samen met het oudste Lombokkertje een koffietje drinken bij Kopi Susu, terwijl hij zijn pasgeboren kindje in zijn armen heeft. Tien dagen oud is het pas, net zo oud als het oudste Lombokkertje toen hij voor de eerste keer in zijn favoriete café was.
De dagdroom werd abrupt onderbroken toen het oudste Lombokkertje liet zien nog lang geen vader te zijn. Onhandig had hij zijn sapje omgestoten. Nog net kon ik Puk van de appelsapverdrinking redden. Een beetje zuchtend maar ook nog nagenietend van de dagdroom depte ik de sap van de tafel. De korte droom over het opaschap had iets bij me aangewakkerd. Ineens vond ik het wel iets hebben om opa te zijn. En vond ik het minder erg dat de twee dames me voor een grootvader hadden aangezien. Eigenlijk is daar niets mis mee. Sterker nog, ze maakten een compliment.
Ze zagen in me een verantwoordelijke, wijze man.
En wie wil dat nou niet zijn.
Dus daarom wil ik best wel een opa zijn.
Al is het maar voor een weekje.
Ik zal het Peuterpark eens vragen wanneer Puk weer komt.
—-
‘Met Puk in Kopi’ staat in het boek ‘Fan van Lombok’, waarin de columns uit 2014 zijn verzameld. Wil je het boek bestellen?