Om meer te weten te komen over Blouwke, volgt de hoofdpersoon haar tot in de Oude Warande. Net op het moment dat hij iemand naar Blouwke toe ziet lopen bij de graftombes, belt een helpende medebewoner van het studentenhuis aan de Hogeschoollaan hem op. Hij heeft slecht nieuws. Wever zit echt in Orlando.
Na het telefoontje van mijn medebewoner werd ik ineens heel ziek. De spanning van zo net kotste ik er uit. Samen met de frustraties. Wever echt in Orlando. Zou ik alles dan toch verbeeld hebben? Had Blouwke gewoon een date bij de graftombes? Gammel liep ik naar mijn fiets. Helaas, die stond er nog. Ik had nog even gehoopt dat Blouwke de fiets had meegenomen. Of ten minste flink had vernield, zodat ze toch nog iets verdachts had gedaan. Maar nee, de fiets was nog even heel als daarvoor. En de band was nog even lek. En zo sjouwde ik mijn fiets door de Oude Warande. Nu volgde ik gewoon de paden. Blouwke en haar minnaar zouden er wel niet meer zijn. En al waren ze er wel, wat moest ik er mee. Ik stopte nog even bij de graftombes. Met ogen wijd gesloten en een dichte neus keek ik wat naar de grond en snoof ik naar een lijklucht. Ik voelde me als een aangeslagen bokser, die vlak voordat hij zijn bewustzijn verliest nog wat schijnbewegingen maakt. Ik sjokte weer verder naar de KUB. Shit, weer die telefoon. Ditmaal de koffiejuffrouw. Voordat ik kon zeggen dat dat moordverhaal nergens op was gebaseerd, had ze al gevraagd of ik in de Univers dat verhaal over “Meer competitie” en “imagodeukje” had gelezen. Op een antwoord wachtte ze niet. “Toen ik dat las”, bazuinde ze, “dacht ik meteen aan Preek en Wever en hun namen bij de publicaties. Er is gewoon competitie in het spel.” Ik zal het Wever vragen als hij terug is uit Orlando, schampte ik, en ik verbrak de verbinding. Voordat ik mijn mobiel kon uitzetten, belde er weer zo’n helpertje uit mijn studentenhuis. “Preek is een paar dagen geleden ziek gemeld bij TIAS”, zei hij opgewonden. Nou, wens hem beterschap. “Ja, maar hoe, hij is al dagen niet meer thuis geweest.”