Sla over naar de inhoud

De kommazifter

November 1993

Ergens in de nieuwe kantoren op de tweede verdieping niet ver van het kantoor van de grote Renkema werkt mijn gastheer: een wat verstrooide jongeman met bril natuurlijk. Op zijn bureau ligt een enorme stapel boeken. Boeken die niet in de boekenkast kunnen. Want er is geen boekenkast. Past niet in zijn kantoortje.

“Tja komma” zegt hij “blijkbaar vinden ze mijn werk niet zo belangrijk. Gelukkig staat in het reglement in de letterengids dat ik alle publicaties van de letterendocenten moét doornemen komma voordat ze het publiceren. Anders zouden ze gewoon aan mij voorbijgaan.”

So what als er een komma vergeten wordt. Zo belangrijk vind ik zijn werk ook niet.

“Bent u er ook al zo één? Heeft u ook het belang niet door van mijn werk? Met een simpel voorbeeldje zal ik u laten zien hoe cruciaal mijn werk is. Het klassieke voorbeeld is natuurlijk … eh … even opzoeken komma hoor.” Hij pakt een boek uit de stapel leest de index en gooit het op de grond. “Nee komma dit boek bedoel ik niet.” Neemt vervolgens een boek dat midden in de stapel ligt. Het bovenste gedeelte valt op de grond. “Nee komma dit is het ook niet. Dan noem ik maar een ander voorbeeld komma niet zo klassiek komma maar niet minder waar: ‘De politici komma die steekpenningen aannemen komma zijn gemakke¬lijk te chanteren’ tegenover ‘De politici die steekpenningen aannemen zijn gemakkelijk te chanteren.'”

Bladzijde 217 uit Steehouder voeg ik er aan toe wijzend naar het blauwe boek dat op de grond ligt. Ja ik ken mijn klassieken.

“Inderdaad komma Steehouder. Dat boek ken ik ook uit mijn hoofd. Goede voorbeelden staan daarin. Dit voorbeeld geeft toch wel duidelijk het belang aan van de komma komma niet?”

Ik geef hem maar gelijk. Ik heb geen zin in een discussie over iets wat ik nog steeds onbelangrijk vind. Ik ga maar door met de volgende vraag. Of er op andere universiteiten ook kommazifters zijn?

“Voordat ik op die vraag in ga komma wil ik even reageren op dat begrip van u komma kommazifter. Zo wens ik liever niet genoemd te worden!”

Hoe dan wel? Kommakijker? Kommaneuzer? Kommaneuker?

“Nee komma nee komma liever een kommaraad.”

Een kommawat?

“Een kommaraad. Een uitstekende naam komma al zeg ik hetzelf. Dekt precies de lading. Ik geef iemand raad over de komma komma en zo wordt ik ieders kameraad.”

Kommaraad … Hoe verzint-ie het? En als je als docent iets niet bij jou hebt ingeleverd en er blijkt een fout in de tekst te zitten dan kom je zeker voor de komma-raad. Of zoiets?

“Ja komma komma-raad. Goed idee! Ik zal eens een voorstel indienen bij het bestuur om een komma-raad in te stellen.”

Nou genoeg gekommaraad. Beantwoord nou maar de vraag eens. Zijn er op andere universiteiten ook van dat soort kommapiepers?

“Kommaraden bedoelt u. Nou komma helaas niet.”

Een uitstervend ras?

“Nee komma het heeft eigenlijk nooit bestaan. Deze faculteit is de enige in Nederland die een kommaraad in dienst heeft.”

Hoe zijn ze er toe gekomen?

“Goede vraag komma goede vraag. Waarschijnlijk maakten de heren docenten nogal wat fouten. Weet ik weinig van. Ik moet eerlijk zeggen dat ik weinig oude stukken heb gelezen van de docenten. Daar heb ik geen tijd voor.”

Misschien bent u aangenomen omdat ze de verhouding één man personeel op drie studenten wilden vasthouden?

“Zou kunnen.”

Dit was ironisch bedoeld. Ik zie geen reden waarom ze jou hebben aangesteld. Komen er zo weinig studenten en dan gaan ze nog één of andere kommazifter … “Kommaraad” … nou goed dan kommaraad aanstellen. Kunnen ze het geld niet beter ergens aan uitgeven …

“Zoveel verdien ik ook niet komma hoor! Ik heb maar net genoeg geld om heel af en toe een boek te kopen.”

Een boek te kopen … ik besluit daar maar op in te haken. Ik heb geen zin om me nog verder kwaad te maken. Als de letterenfaculteit zonodig een kommazifter wil moeten ze die vooral maar aanschaffen. Ik ga daarom nu maar over boeken zeuren en ik vraag hem wat hij vindt van het komma-gebruik in de nieuw¬ste van Mulisch ‘De ontdekking van de hemel’.

De geïnterviewde wordt rood. “Ik moet eerlijk bekennen komma” stamelt hij “dat ik dat boek nog niet gelezen heb. Sterker nog komma ik ben pas bij ‘De Aanslag’. Weet je komma ik ben verslaafd aan de komma. Bij elke komma die ik zie komma kijk ik of hij wel goed staat. Ik ga hem helemaal na. Tja komma dan neemt lezen wel heel veel tijd in beslag.”

En wat vindt je van ‘De Aanslag’?

“Ja komma mooi. Vooral qua komma-gebruik. Luister hier maar eens na.” Hij pakt een grijs boek van de grond en leest voor: “‘Goedmaken komma dacht Anton mooi goedmaken. Hij keek tussen twee jongens door naar de overkant van de vijver komma naar de stille lanen komma waar fietsers reden en iemand zijn hond uitliet. Ook daar villa’s. Iets verderop komma maar hier vandaan niet te zien komma stond de kleuterschool waar hij in de rij had gestaan voor de centrale keuken puntkomma (Och god denk ik hij is ook al puntkommazifter) nog een paar straten verder komma iets meer naar links komma achter de landjes komma was de plek waar alles gebeurd was.’ Wat een komma’s komma hè? En allemaal goed gebruikt. Genieten hoor komma zo’n boek van Mulisch. Alleen duurt het wel wat lang komma met die komma’s.”

Ineens ben ik het zat. Waarom moet hij zonodig die komma’s hardop zeggen. Gelooft hij anders niet dat ik het goed op papier zet. Ik haat wantrouwen. Ik heb geen zin meer om nog meer te vragen. Ik bedank hem gauw en loop hard weg. En ik neem mij voor uit pure irritatie om geen komma’s in dit verhaal te zetten. En ik laat het hem niet verbeteren. Dan kom ik maar voor de komma-raad …

(Gepupliceerd in KIK, het blad van de letterenfaculteit van de KUB)

Published inarchief