Baby’s zijn net honden. Als je ermee gaat wandelen, heb je automatisch veel aanspraak. Al gaat het bij een hond al snel niet meer over de viervoeter zelf, kan ik me zo voorstellen. Over zo’n beest lijk je me gauw uitgepraat. Dus begint de hondenbezitter maar over het weer, de politiek en die rare man van om de hoek. Hoe anders is dat bij baby’s. Je hebt geen toevlucht naar andere onderwerpen nodig.
Over de kleine is altijd wel wat te zeggen. Of hij is weer zo gegroeid, of hij lacht zo veel, of hij slaapt nog langer door, of hij eet echt al bijna met mes en vork.
Je zou er uren over kunnen praten.
Alleen lukt mij dat nog niet zo goed.
Met zo’n wandelwagen raak ik steeds wel makkelijk in gesprek met een wijkbewoner, maar al na een paar minuutjes stokt de conversatie. Waarna de ander er rap vandoor gaat. Eerst stond ik dan met mijn mond vol tanden. Maar nu moet ik er wel om grinniken.
Al snel kwam ik erachter wanneer precies het gesprek zo abrupt stopte. Dat was meestal bij het filodeegje. Steeds als ik de vele voordelen van dit filodeegje aanhaalde, dacht de ander dat ik het over een ovengerecht had. Omdat hij er daardoor geen touw meer aan vast kon knopen, liep hij maar weer verder.
Maar nee, ik heb het niet over dié filodeegjes. Ik heb het over die handige witte doeken die je onder de baby kunt leggen. Of op je schouder als de kleine een boertje moet laten. Of op de tuimelstoel als je deze schoon wilt houden. Of in de wandelwagen, om de kleine tegen de zon te beschermen.
Ja, ik bedoel natuurlijk die multifunctionele doeken, je weet wel, die …
Momentje, even mijn vrouw vragen hoe die dingen ook al weer heten …
O ja, die hydrofiel luiers.
Rare naam eigenlijk. Die nergens opslaat. Als luier gebruiken we zo´n stukkie katoen immers nooit. Vandaar misschien dat ik van die naam alleen het gedeelte ‘fiel’ heb onthouden. En dat heb verbasterd tot filodeeg. Mijn vrouw en ik hebben het nooit meer over die hydrofieltjes, maar altijd over filodeegjes. Al kan ik me voorstellen dat anderen daar niets van snappen.
Net zoals ze waarschijnlijk ook weinig begrijpen van mijn björn borg, badlaken, slaapcape, tuimelstoel, tut en truttelfruttel. Officieel heten die dingen ook anders, maar het lukt me maar niet om ze te onthouden. Ik probeer het wel, maar al gauw denk ik toch: hoe heetie ook al weer. Om vervolgens maar een woord te verzinnen wat er enigszins op lijkt.
Dat is overigens geen desinteresse, hoor, want ik vind het ook belangrijk dat het Lombokkertje veilig gedragen wordt, goed afgedroogd wordt, fijn slaapt, heerlijk ontspant in het wipstoeltje, lekker kan zuigen en gezellig in slaap valt met zijn boxknuffel.
Nee, desinteresse is het niet. Maar tegelijkertijd vind ik die namen niet belangrijk genoeg om ze te onthouden.
En ik geef toe, ik doe er ook geen moeite voor.
Die woordcreaties van mij hebben immers zo hun voordeel.
Het schept een band met mijn vrouw. Zij begrijpt me wel als ik het over één van die hoeheeties heb.
En over een tijdje schept het vast ook een band met de kleine.
Ik zie het al voor me.
Straks hebben we saampjes onze geheime woorden.
Ik zie me al samen lopen met de kleine. Daar zien we een wijkbewoner op ons afkomen. Dit wordt lachen! Als hij iets vraagt, noemt mijn zoon een term die ik wel ken, maar waarvan de ander duidelijk nog nooit heeft gehoord. Terwijl deze hoofdschuddend verder loopt, liggen wij dubbel.
Heerlijk.
Hoe lang duurt het eigenlijk nog voordat zo’n kleine kan lopen?