De eerste keer dat ik in Gent was, deden de schilderijen van het veelluik ‘Het Lam Gods’ me niet zoveel. Misschien kwam het omdat ik toen met mijn ouders mee moest. Maar misschien ook omdat ik toen nog niet in Utrecht woonde. Of beter gezegd, nog niet in Lombok. Nu ik eind januari het veelluik van de Gebroeders Van Eyck voor de tweede keer zag, was ik verkocht. Urenlang keek ik naar dat schilderij.
En vooral naar die toren daar.
Ineens werd me alles duidelijk.
Waarom Lombok ligt waar het ligt.
En waarom de wijk zo heet.
Ik denk dat het zo is gegaan.
Eind 19e, begin 20e eeuw liep de stadsarchitect van de gemeente Utrecht door de straten van Gent. Om inspiratie op te doen, was de officiële lezing. Maar eigenlijk kwam hij hier gewoon voor het bier. Want waarom zou hij inspiratie opdoen? Utrecht was toch eigenlijk al af. Met die Oude en Nieuwe Gracht. Die prachtige steegjes. Het park rond de stad. Utrecht kon toch niet beter meer.
Nee oké, bedacht de architect als hij van de ene kroeg naar de andere liep, het is geen Gent. Die stad heeft historisch gezien misschien nog meer waarde. Met die burcht bijvoorbeeld. Maar goed, Utrecht heeft zelf heel veel eigens.
Genoeg eigens wat mij betreft.
Aldus de architect.
Vlak voordat hij de volgende kroeg inliep, zag hij de St. Baafskathedraal opdoemen. Ach, dacht hij, dat is weer eens wat anders dan een pintje, en hij liep de kathedraal binnen. Daar werd hij overweldigd door de grootte van de kerk. De vele bogen. De catacomben. Op zijn gemak liep hij zo langs de vele bezienswaardigheden van de St. Baaf. Totdat hij stil bleef staan. En zijn adem bijna stokte. Want daar zag hij een van de mooiste dingen die hij ooit had gezien. ‘Het Lam Gods’ van de Gebroeders Van Eyck.
Maar wat hem bijna flauw deed vallen, was die toren die zichtbaar was, in het middelste onderpaneel, vlak boven het witte lam dat in een kelk aan het bloeden was.
Maar dat was …. dat was de Domtoren.
Ineens wist hij zeker dat er toch een wijk bij moest komen.
En hij wist precies waar. En ook hoe die zou heten.
Het Lam Gods staat in het paradijs, dat was de architect wel duidelijk. Met zijn kennersoog kon hij goed inschatten hoever dit paradijs van de Dom af stond. Dus dat moest in Utrecht ook de afstand worden tussen de Dom en de nieuwe wijk.
En welke wijk staat daar nu op die afstand?
Precies.
Maar hoe kwam die architect dan aan die naam?
Waarschijnlijk wilde hij het eerst Het Paradijs noemen. Maar al snel verwierp hij die gedachte. Paradijs klonk voor een wijk wel heel voornaam. Heel zwaar. Natuurlijk hoopte hij wel dat er mensen van allerlei culturen en standen samen zouden gaan wonen. Dat ze hier elkaar vredelievend zouden ontmoeten. Net zoals de verschillende groepen die elkaar in het schilderij bij het Lam Gods tegenkomen. Maar ja, het blijven wel mensen, met hun eigenaardigheden en conflicten. Het Paradijs kan het zo nooit worden.
Maar welke naam dan wel?
Gewoon Lam Gods?
Of een variant daarop?
De architect proefde de woorden in zijn mond. Hij sprak Lam Gods twintig keer snel achter elkaar uit. En met zijn van drank dubbele tong klonk dat al gauw zo:
Lam Gods, Lom Gods, Lom Bods, Lom Boks, Lombok.
De architect wist het meteen: Lombok moest het heten.
Een mooie, stoere naam. Die ook wel handig was.
Handig omdat het meteen verwees naar de kolonieën van de Nederlanden. Tegen niet-Christenen kunnen we dan altijd zeggen dat de naam van een eiland van Indonesië komt, dacht hij. Dan hoeft er niemand aanstoot aan te nemen. Blij en vastberaden verliet de architect de Sint Baaf.
Vervolgens liet hij de kroegen de kroegen, en keerde hij meteen terug naar Utrecht.
Met een missie.
De verwijking van Lam Gods.