De grootste ontdekkingen doe je vlak voor de voordeur.
Nou ja, Columbus zal het er niet mee eens zijn, maar weet hij veel. Voor de grootste ontdekkingen hoef je echt niet naar Verweggistan. Gewoon de deur uit, en – niet vergeten – je ogen open doen.
Maar dat laatste lijk ik zelf soms te vergeten. Ik vermoed dat ik in de herfst van vorig jaar op z’n minst oogkleppen op had. Of de vrouwen met de hoofddoeken waren er gewoon niet. Of misschien was alles toen nog zo nieuw hier dat ik veel zaken gewoon niet meer kon opnemen.
Maar een paar weken geleden zag ik ze wel. Turkse vrouwen die naar de grond keken. Ik dacht eerst dat ze hoopten hier ook de munten van de Leidseweg te vinden. Maar meteen daarna zag ik dat ze iets zochten.
Kastanjes.
Ik keek even goed, en ineens zag ik dat de straat bezaaid was met kastanjes. Blijken die bomen in mijn straat kastanjebomen te zijn.
En toen ik ze eens goed bekeek – eindelijk – bleken het ook nog mooie bomen te zijn.
En blijkbaar met lekkere kastanjes. Anders zouden er de afgelopen weken niet zoveel vrouwen zijn gaan rapen.
Grappig is dat. In het buitenland was ik blij als ik langs een plattelandsweggetje lekkere kastanjes vond. Ik heb er zelfs ooit wel wat proberen te roosteren op zo’n gasstelletje. Maar in mijn eigen straat loop ik er voorbij of ze er niet zijn. En als de vrouwen niet hadden geraapt, had ik ze nog niet ontdekt.
Al is de kastanje niet de grootste ontdekking. Wat ik vooral ontdekt heb, is dat ik beter moet kijken. Elke stap hier kan een ontdekkingstocht zijn. De komende weken zal ik dan ook extra goed opletten. Wie weet staat er 50 meter verderop een Perzisch ijzerhout. Misschien hoor ik vlak daarna wel een kanariefantje. Zie ik hier in de straat toch een verstopte Leidsewegmunt. Blijkt er een beroemdheid op nummer 23 te wonen. En woont Sinterklaas om de hoek.
Voor mijn columns hoef ik dan in ieder geval een stuk minder te lopen.
Relaxed.
Nee, een Columbus zal ik zo nooit worden.
Maar had hij hier gewoond, dan was Amerika vast nooit ontdekt.