Nadat we net ons Lombokse huis hadden gekocht, grapte ik tegen mijn Eindhovense vrienden dat ik er niet op vooruit ging. Van de stad van de landskampioen ging ik verhuizen naar een rechterrijtjestad. Later zei ik dat ik gewoon van de ene stad naar de andere stad ging. Maar nu ik eenmaal in Utrecht woon, weet ik beter. Ik ben niet zomaar van de ene naar de andere stad verhuisd, maar van een stad naar een grote stad.
Een grote stad met haar grotestadsproblemen.
Zoals parkeren en hondenpoep.
Van hondendrollen heb ik nog niet zoveel last gehad. Maar van parkeergedoe des te meer. Ik had nooit kunnen vermoeden dat ik me ooit nog zo druk zou maken over waar ik mijn auto zou kunnen plaatsen. Ik dacht altijd: als je je auto niet kwijt kunt, parkeer je toch vijf meter verderop. Maar goed, dat kwam omdat er in mijn Eindhovense wijk altijd wel plek was voor mijn auto. Het verst dat ik moest lopen om bij mijn auto te komen, was vijftien meter.
Er was daar zoveel plaats dat ik wel een grotere auto moest kopen.
Maar goed, dan kom ik hier, en is het gedaan met het voor de deur parkeren. En zelfs met het in de straat parkeren. En zo’n grote auto is hier wel erg onhandig. Het is best irritant als ik drie rondjes moet rijden voordat ik mijn auto alsnog niet kwijt kan. En het is al helemaal vervelend als de politie aan het eind van het jaar de parkeerbonnenquota wil halen, en ineens auto’s gaat beboeten op plekken waar vijf jaar auto’s ongestoord konden staan. Had ik een goede plek gevonden, durf ik mijn wagen daar nu niet meer te parkeren.
In de eerste maanden dat mijn vriendin en ik hier woonden, dachten we dat deze parkeerperikelen tijdelijk waren. Er werd flink verbouwd bij ons, en vooral tegenover ons. Containers en bouwketen wisselden elkaar af. Als al die wagens en karren weg zouden zijn, konden we vast en zeker de auto gewoon parkeren. Dachten we.
Niet dus. Er is nog steeds weinig plek in de straat.
Met dank aan uitzendkrachten die bij het Geldmuseum en enkele andere bedrijven en instellingen in de buurt werken. Omdat het gratis is, parkeren ze gewoon hier. Ik heb een keer een nette mail gestuurd naar een uitzendbureau, met de vraag of het personeel ergens anders zou kunnen parkeren, bijvoorbeeld achter het Geldmuseum. Ik kreeg een nette mail terug, met de mededeling dat betaald parkeren geen optie was. Op mijn vraag waarom dan niet, kreeg ik geen antwoord.
Maar het zijn niet alleen uitzendbureaus die de plaatsen bezetten. Onlangs hoorde ik ook dat er aardig wat mensen die niet in Utrecht wonen, de auto hier parkeren omdat het dicht bij het station en centrum is. Ze rijden de straat in, parkeren hun auto en gaan een paar uur elders heen. En soms veel langer.
Heel asociaal.
Maar ik denk dat dit tijdelijk is. Ook hier zal op korte termijn betaald parkeren ingevoerd worden; dat kan niet anders. Als ik zo mijn oor te luister leg in de wijk, valt het me op dat steeds meer buurtbewoners er last van hebben. Net als ik vinden ze dat het zo niet langer door kan gaan.
Het zal een opluchting zijn als het betaald parkeren ingevoerd wordt.
Maar aan de andere kant zal ik ook wel een beetje met weemoed terugdenken aan de tijd dat we onze auto niet kwijt konden. Door deze parkeerproblemen heb ik immers aardig wat buurtgenoten leren kennen. Bovendien gaat het achteruit parkeren in beperkte ruimte steeds beter. En de kredietcrisis gaat langs me heen. Ik kan me maar over één ding tegelijkertijd druk maken.
Maar het grootste voordeel van deze overlast is dat ik me nu bewust ben dat ik in een grote stad woon. Ik ben erop vooruit gegaan, zo voelt dat echt.
Nu de hondenpoep nog. Ik kijk er naar uit.