Sla over naar de inhoud

Nooit meer Eindhovuhs

Het zal wel wennen worden in Utrecht. Want daar ben ik ineens door iedereen te verstaan. Niet dat Marjo en ik in Utrecht een wijk hebben gevonden waar alleen maar rapsprekende en soms onverstaanbare Brabanders wonen. Nee, zeker niet. Ik heb daar geen gelijken nodig om begrepen te worden. Ik pas gewoon mijn taal aan. Hoewel ‘aanpassen’ … dat gaat eigenlijk vanzelf, vermoed ik. Mijn taal is verbonden met waar ik woon, en met wat ik dagelijks hoor. Als een kameleon pas ik me aan. Let maar op, met mijn Eindhovuhs zal het snel bergafwaarts gaan. Dus geen licht Brabantse tongval meer, en niet langer zoveel mogelijk lettergrepen in zo’n kort mogelijk tijd uit mijn mond stoten.

Natuurlijk kan ik niet beloven dat ik nooit meer ‘houdoe’, ‘da is’, ‘ech wel’ of ‘wa zedde’ zal zeggen. Maar over het algemeen zal ik VNN spreken. Vrij Netjes Nederlands. Algemeen Beschaafd Nederlands kan ik niet beloven. En tja, in Utrecht zullen er automatisch steeds meer vleugjes Utregs mijn taal binnendringen. De zachte g zal harder worden, en de r beter te verstaan. En zo zal het met het Brabants snel afgelopen zijn.

En ook mijn snelle manier van spreken zal in Utrecht verdwenen zijn. Dat ik nu soms zo snel spreek, komt door de stad waar ik woon. Iedereen die een keer in Eindhoven is geweest, weet wat voor dynamische stad het is. De stad heet niet voor niets lichtstad. Alles verandert daar met de snelheid van het licht. Bedrijven komen en gaan, winkels worden net zo snel opgebouwd als ze weer verdwijnen, en heb je net contact met een leuk persoon, gaat ie al weer verhuizen. Het is dat PSV elk jaar weer kampioen wordt, anders zou daar niets hetzelfde blijven. Zoveel levendigheid, zoveel dynamiek … hoe kan ik daar ooit rustig praten. Sterker nog, om daar te slagen moet je haast wel snel praten. Doe je dat niet, dan is de vragensteller al weer verder gelopen, is de winkelier al met een andere klant bezig, en is een mogelijke opdrachtgever je al vergeten.

Neem dan Utrecht. Dat is een stad met historie. Die Dom, die oude gebouwen in het Centrum, die musea met prachtige ouwe meuk, het water dat langzaam door de Oude Gracht stroomt, dat is er sinds mensenheugenis al, en dat zal er altijd zijn. Met haar geschiedenis straalt Utrecht rust uit. En die straling zal ik zeker ook ontvangen. Met open armen. En open mond. Meteen na de verhuizing zal ik rustig praten, dat weet ik zeker. Omdat iedereen dat daar al jaren doet. De vragensteller zal in alle rust mijn antwoord afwachten, de winkelier neemt alle tijd voor mij en vraagt ondertussen naar mijn gezondheid en die van mijn vriendin, ouders en schoonouders, en de opdrachtgever blijkt helaas een exportbrabo te zijn.

Natuurlijk zitten er ook wel minpunten aan mijn VNN. Veel gesprekken zullen veel saaier worden. Nu zijn veel antwoorden op mijn vragen heel verrassend. Vraag ik ‘Hoe gaat het?’, krijg ik als antwoord ‘180 kilometer per uur’. Na de vraag ‘heb je morgen iets te doen?’ hoor ik dan ‘4 euro 75’. Als ik mijn favoriete kleur zeg, krijg ik niet meer de reactie ‘Welke kleur is dat, ood?’ En het blijft altijd lachen om ‘ik was gisteren bij mijn tante’ te horen, terwijl ik om de voortgang van een nieuw project vraag. Als ik straks rustig en duidelijk praat en gewoon alle letters uitspreek, zal de tegenpartij alles verstaan en niet meer gaan gissen naar wat ik zeg. Jammer is dat, eigenlijk.

Nog jammerder is dat mijn verzameling achternamen niet meer zal groeien. Omdat ik op een gegeven moment zoveel post binnenkreeg met varianten op mijn achternaam, ben ik ze maar gaan verzamelen. De ouwe getrouwen als ‘Magnus’ en ‘Mangus’ zitten er natuurlijk bij, maar ook ‘Magus’ en ‘Manonus’. Deze post kreeg ik vaak binnen naar aanleiding van een telefoontje van een bedrijf. Ik kon mijn achternaam dan zo vaak spellen als ik wilde, er was altijd minstens een letter niet te verstaan. Dus kreeg ik van die prachtige varianten binnen. Aanvankelijk baalde ik van die foute schrijfwijzen, maar tegenwoordig hecht ik daar veel waarde aan. Steeds een andere naam betekent dat ik zelf ook steeds verander. Ik ontwikkel, ik groei. Ik leef, ik ben.
Of zo.
Als ik straks in Utrecht meteen goed ben te verstaan, en mijn achternaam niet eens hoef te spellen, zal de post wel saaier worden. En erger nog, het zal erop lijken dat ik me niet meer ontwikkel. En dat wil ik natuurlijk niet. Ik weet nog niet precies wat ik ga doen. Of ik probeer me te focussen op het zo snel en onverstaanbaar mogelijk uitspreken van mijn achternaam, en op het ziedend spellen van de letters ervan. Of ik meet me zelf zo af en toe een andere achternaam aan.
‘Ik ben Joost Manonus´ zeg ik dan.
‘Uit Eindhoven’, voeg ik er vervolgens aan toe. Dat wel.

Published inpre-lombok