Ik vind het altijd weer fijn om een bon voor te hard rijden te krijgen. Natuurlijk is het weggegooid geld, maar het is ook wel weer aangenaam. Misschien zou ik het wel vervelend vinden als ik heel veel bonnen zou hebben gehad. Maar dat is nu nog niet het geval. Een stuk of zeven in totaal. En dat terwijl ik al twintig jaar mijn rijbewijs heb. Dat is gemiddeld één bon in de drie jaar. Dat valt toch best wel mee. Al besef ik me wel dat ik na het halen van mijn rijbewijs de eerste vijftien jaar niet gereden heb. Maar toch, het gemiddelde van het aantal bonnen per rijbewijsjaar, blijft daarmee hetzelfde.
Die vijftien jaar dat ik mijn rijbewijs alleen maar gebruikte als ik het verlengde, heb ik autorijden nooit gemist – anders had ik het wel eerder gedaan, toch? Maar in 2003 vond ik het wat onhandig worden dat ik geen auto reed. Dus kocht ik een auto. Inmiddels ben ik al aan m`n tweede toe (een groene). Maar het blijft door die lange tijd zonder nog altijd wat onwennig, ik in een auto. Daarom is het ook fijn om een bon te krijgen. Het bewijs dat ik echt rijd.
Natuurlijk zie ik ook aan de bonnetjes van het tankstation dat ik rijd. Maar goed, daar word je niet vrolijk van. En die zeggen minder over mij dan een echte bon. Want daaruit blijkt dat ik niet alleen maar rijd, maar ook lekker door rijd. Door al die autoloze jaren ben ik geen bange rijder geworden. Integendeel. Soms heb ik het idee dat ik wat goed te maken heb op de Nederlandse snelweg. Door mij ontstaan er in ieder geval geen files. Maar ook geen gevaarlijke situaties trouwens. Want veel te hard rijd ik ook weer niet. Gewoon – als het droog is tenminste – een paar kilometertjes extra. Net genoeg om de doorstroming te bevorderen. En genoeg om af en toe een bon te krijgen.
Het ziet er altijd indrukwekkend uit, zo`n mooie envelop van het Centraal Justitieel Incasso Bureau. De eerste keer dat ik deze envelop zag, was ik even in paniek. Ik was bang dat ik voor de rechtbank moest verschijnen. Maar gelukkig, het was een bon. Al moest ik het A4`tje wel goed lezen; echt duidelijk was het niet. Dan is een bon uit Duitsland duidelijker. De envelop uit het buurland was dan wel wat saai, maar aan de brief zag ik meteen waarom het ging. Met mijn auto had ik te hard gereden toen mijn vriendin en ik terugkwamen van een vakantie in Tsjechië. Dat het om mijn auto ging, zag ik duidelijk op de foto die op het papier stond. Als bestuurder was ik ook op de foto te zien. En eerlijk is eerlijk, ik stond er goed op.
Het was al de tweede bon deze vakantie. Of beter gezegd, de derde bon. Want de eerste kreeg ik vrijwel tegelijkertijd met de tweede. Deze keren kwam er geen flits aan te pas, maar werd ik door twee Tsjechische agenten gemaand te stoppen. Ik had mijn lichten niet aan, terwijl dat in Tsjechië overdag ook verplicht is. Toen ik vervolgens mijn autopapieren niet kon overhandigen – die lagen nog veilig in Nederland – leek de situatie even penibel te worden. `Probleme! Probleme!`, riep één van de agenten dreigend, waarna hij met de ander in conclaaf ging. Ik zag me zelf al in de Tsjechische gevangenis zitten – levend op pils en brood. Maar het viel mee. Ik kreeg twee bonnen: eentje voor het licht, de ander voor de autopapieren. Bij elkaar kostten de bonnen me omgerekend vijf euro.
Vijf euro. Voor tien spannende minuten, compleet met politieagenten, intermenselijk contact, spanning en de welluidende oneliner `Probleme! Probleme!`. Dat is toch geen geld voor zoveel spektakel. Op dat moment realiseerde ik me des te meer hoe leuk het is om auto te rijden en om af en toe een bon te krijgen.
Was ik toch maar eerder gaan rijden.