Sla over naar de inhoud

De stem

November 1993

– “Jeruzalem. Binnen de muren van de oude stad …”
Beetje vreemd antwoord op mijn eerste vraag hoe lang hij nu al documentaires inspreekt. Terwijl zijn lyrisch gezwets doorgaat – “hebben zich grote drama’s uit de geschiedenis etc.” – schreeuw ik de vraag ditmaal maar. Hij schrikt even uit zijn trance.
– “Wil je me in het vervolg niet zo onderbreken. Ik ben druk bezig. Over een week moet ik een prachtige documentaire over Jeruzalem inspreken, en oefen ik daarom hard op. Zo ken ik de tekst straks uit mijn hoofd en kan ik er op het moment supreme meer gevoel in leggen.”
Ja, ja, dat zal wel. Nu heb ik nog steeds geen antwoord gehoord. Voordat ik het nog een keer kan proberen schettert door mijn oren “dit verhaal gaat over de smeltkroes …” Ik onderbreek hem abrupt. Niks smeltkroes. Dit verhaal gaat over een interviewer die al aardig geïrriteerd begint te raken. Hoe lang ben je verdomme al stemacteur?
Hij maakt rustig zijn zin af en zegt dan:
– “Een jaar of tien.”
en gaat verder met kwijlen: “Over mensen van verschillende culturen die persé verschillend willen blijven en elkaar hebben bestreden, maar nu zij aan zij leven, al is het soms niet van harte.” Vervolgens begint hij te bidden als een echte Moslim. De grapjas. Naast de stem ook de achtergrondgeluiden verzorgen.
– “Geintje. Sorry.”
Voordat ik “Maakt niet uit” kan roepen, is hij al over Joden aan het vertellen die weet ik hoe lang al bij de klaagmuur bidden. Als hij hier in huis zo’n muur had, zou ik hem terstond gebruiken. Want met zijn geëmmer schiet ik geen meter op. Als hij al iets antwoord is het heel kort.
Voordat ik over de rooie ga, stel ik hem gauw de vraag hoe hij er toe is gekomen om dit vak uit te oefenen. Deze vraag kan hij niet met twee woorden afdoen.
Dacht ik
– “Ach toeval”
Kan het iets duidelijker, smeek ik. Wilt u even meewerken, vloek ik. Ik doe dit ook niet voor mijn lol, lieg ik. Terwijl ik zo bezig ben over wat ik allemaal doe en ben, zit hij over de kerk van het Heilige Graf te ouwehoeren. Na een flinke klap op de tafel stopt hij heel even met zijn gejeruzalemmer.
Hoor daar, een volwaardige zin.
– “Je bent hier niet thuis.”
Geef dan toch eens antwoord. Please. Waarom heeft hij me anders binnengelaten. Ik wed dat hij de vorige vraag nu niet meer weet.
Valt mee.
Hij begint over een erfenis. Ah, denk ik, zijn vader deed het ook. Een soort talige erfenis, natuurlijk. Iets wat hij zeg maar overgenomen heeft van zijn vader. Die was blijkbaar een goede stemacteur.
Nee dus. Hij blijkt het over een erfenis van een oud koninkrijk te hebben. Zo wordt één of andere wijk van Jeruzalem genoemd.
De Armeense wijk, hoor ik een seconde later.
Hij raaskalt maar verder. Ik word ongelofelijk onrustig. Hij zal dadelijk toch wel even stoppen met zijn gezwam. En ja hoor. Na geleuter over de Heilige Rotskoepel en over een labyrint van oude bazars – of zoiets – stopt hij even.
– “Ziezo, in de documentaire zijn nu een minuutje alleen beelden te zien. Geen tekst. Kan ik even jouw vraag beantwoorden. Het was echt toeval. Vroeger was ik conducteur. Nadat ik mijn standaardpraatje had gehouden – u weet wel “U bevindt zich in de sneltrein naar Eindhoven. Deze trein is niet zonder risico’s want hij stopt niet te Best. hahaha …”
Oude grap, mompel ik.
– “Geen gevoel voor humor”, bijt hij terug. En gaat verder: “… kwam een man op me af. Hij werkte bij een geluidsstudio en hij wilde dat ik voor hem werkte als een exotisch juweel …”
Als een wat? O jee, de minuut is blijkbaar al om. Hij heeft het weer over die oude stad, die als een exotisch juweel in de setting van de muren ligt. Vervolgens begint hij met een stukje geschiedenis. Reuze interessant. Maar geen interesse op dit moment. Ik ga gewoon door met het interview. Misschien heeft hij dadelijk weer zo’n minuutje.
Is dat niet vervelend, altijd maar oefenen, en zo niet meer fatsoenlijk met anderen kunnen praten?
Ik wacht nog even. Dan heeft hij weer even pauze, blijkbaar.
– “Het is soms wel vervelend, maar aan de andere kant zijn zijn etnisch religieuze wijken gegroepeerd rond de …”
Toettoet, dat is snel. Snel voorbij, bedoel ik. Hoezo aan de andere kant? Ik begin het nu wel spuugzat te worden. Ik kan haast niet wachten op de volgende onderbreking. Na dertig seconden vervolgt hij zijn zin.
– “… is de techniek die ik hanteer toepasbaar op het verhaal begint 3000 jaar geleden …”
Hopla. Hij gaat weer verder. Net als ik hem goed wil uitschelden, zegt hij vlug.
– ” … de rest van mijn leven. Ik spreek nu altijd duidelijk in correcte zinnen. Dat is wel anders geweest toen in de achtste eeuw voor Christus een Assyrische aanval dreigde …”
Ja, toen was het wel wat anders. Toen was jij nog niet geboren. Wat een mooie tijd was dat zeg. Zwets nog maar lekker door over de tunnel naar Jeruzalem en koning Hizkia en die andere afschuwelijk interessante lotgevallen van de oude Israeliërs. Vertel maar lekker over de gevonden kleizegels. Maar ik stop ermee. Ik heb er genoeg van.
Ik sta op en loop weg, terwijl hij de bijbel citeert en het over “mijn hoogste vreugde” heeft. Mijn hoogste vreugde. Puh. Mijn laagste vreugde zal-ie bedoelen. Mijn allerlaagste vreugde. Mijn allerhoogste frustratie. Met zijn oervervelende opzeggerij heeft hij het verpest voor mij. Dit was het laatste interview van mij. Dankzij die kletskous … hé … het is stil. Vervolgens hoor ik hem roepen.
– “Waar ga je naar toe. Ik ben klaar. Wat wil je weten?”
Korte documentaire, zeg.
– “Ja, nog geen 8 minuten. Ik wist dat het niet lang zou duren. Daarom ben ik er maar mee begonnen toen jij binnenkwam. Was ik er eerder vanaf.”
Nou, dank je vriendelijk. Maar ik ben het beu. Ik heb niks meer te vragen ….

Published inarchief